Nieuws
Ronald Kamps In Gesprek Met Iemand Van Reclassering

Ronald Kamps aan de werkstraf deel 1: de intake

Rechtbankcolumnist Ronald Kamps schrijft over zaken die bij de politierechter in Zwolle langskomen. Regelmatig krijgt iemand een werkstraf opgelegd. Waarop Ronald zich elke keer weer afvraagt: wat houdt dat toch in, zo'n werkstraf? Wij wilden hem wel een inkijkje geven. Dus gaat Ronald een werkstraf uitvoeren van 28 uur, uitgewerkt in acht verhalen die vanaf 13 juli elke zaterdag worden gepubliceerd in de Stentor. Vandaag deel 1: 'De intake'

"Je wilt dus voor een krantenserie zélf een werkstraf uitvoeren, Ronald?" vat de voorlichter van Reclassering Nederland mijn wensen samen. Ik knik. "Wil je ook een intake ondergaan? En waar ben je zogenaamd voor ‘veroordeeld’?" Doe maar dronken rijden, zegt de geheelonthouder in mij..

In de wachtruimte van de reclassering zitten drie personen te wachten op wat komen gaat. En ik ben nummer vier. Naast mij een man en een vrouw die de 25 nog niet aangetikt hebben. Van de derde persoon krijg ik alleen de benen mee. Ze zit half verscholen achter de koffieautomaat. Ik zie pumps. Dunne, leren bandjes om de enkels. Haar teennagels strak in de lak. Wanneer ik hier zit, moet ik niet direct aan een werkstraf denken. Het zou – afgezien van die koffieautomaat – een wachtruimte bij de tandarts kunnen zijn. Er is dezelfde stilte, diezelfde onderhuidse spanning. De vergelijking gaat verder. Straks volgt ook die uitgestoken hand en het formele ‘gaat u zitten’.

Vingerafdrukken
"We gaan eerst vingerafdrukken van u afnemen, meneer Kamps. Legt u uw duim maar op het plaatje. Ja, en nu de linker", zegt de man die zich net voorgesteld heeft als Laurensen. Hij is medewerker werkstraffen. Na de afname van de vingerafdrukken houdt hij de deur van de spreekkamer voor mij open. Zegt dat ik plaats kan nemen. "Ik loop even om", luidt de mededeling. In de ruimte staat een witte tafel die net zo breed is als de kamer zelf. Ik kan er niet omheen lopen. Hij is ook dieper dan een gewone tafel. Laurensen komt door de andere deur, aan de andere kant van de kamer binnen.

Gedronken
Hij controleert mijn ID-bewijs. En we bespreken wat ik gedaan heb. Wanneer ik iets te laconiek reageer – ‘Zoveel had ik nou ook weer niet gedronken, ik kon nog prima rijden’ – drukt hij mijn reactie direct de kop in. "We hadden hier een cliënt met precies diezelfde gedachte. Ze had een vrouw die met haar baby aan het wandelen was, geschept. De moeder had een hersenschudding." Hij kijkt mij eens aan. "En het kind is overleden."

Ik bied mijn excuus aan.

Maar echt veel smaakjes hebben we niet. Het is en blijft een straf.

We lopen het lijstje van Laurensen af. Of ik zonder drank kan functioneren. "Het is niet zo dat u zich ’s ochtends in moet drinken voor u aan de slag kan? Nee?" Hij noteert de woorden die ik gebruik: ‘Een incident’. "Heeft u last van epilepsie? Hartfalen?"

Er wordt gekeken wat mijn kwaliteiten zijn. Een schilder of een timmerman kunnen ze altijd wel gebruiken. "Mijn vrouw ook", wil ik nog een grap maken, maar ik slik hem in.

"Ik schrijf rechtbankcolumns voor de Stentor", benoem ik mijn werkzaamheden. "Kamps doet recht." De ene hoek van Laurensen zijn mond gaat omhoog. "En verder heb ik twee linkerhanden", klets ik er snel overheen.

Hij schuift mij over de diepe tafel een blaadje toe. ‘Regels voor de werkstraf’, staat erboven. "U gaat dit formulier zo ondertekenen, meneer Kamps. Maar ik vind het belangrijk dat ik de regels even met u doorneem."

Ziek melden
"U moet zich op twee plekken afmelden als u ziek bent. Op het werkstrafproject en bij mij, het reclasseringskantoor. U krijgt zo mijn kaartje. Als u ziek bent, zit u thuis. Wanneer u naar de huisarts gaat – of al is het alleen maar om paracetamol te halen bij de Albert Heijn – belt u mij. Wij controleren namelijk of u daadwerkelijk ziek bent. Mocht u deze 28 uur werkstraf niet doen dan delen we ’m door tweeën. U moet dan 14 dagen zitten." Zijn pen met het blauwe puntje loopt de regels langs. Of ik het allemaal begrijp? Onderaan het papier zet ik mijn handtekening.

Bij 30 procent van onze cliënten speelt verslaafdheid of een verstandelijke beperking een rol

"Ik neem contact met u op. Rekent u ongeveer op twee weken, dan heb ik een werkplek voor u.” Met een wat klamme handdruk neem ik afscheid van hem. Na het gesprek neemt Teun Laurensen mij naar boven. Ik ben cliënt af, ik ben weer journalist. Teun zegt: "Ga zitten, Ronald." Eén collega van hem haalt koffie voor mij. "Eén klontje en een beetje melk graag."

„We maken een selectie”, maakt Nico, de projectbeheerder van Regio Oost, mij duidelijk. „Wat is de achtergrond van de cliënt? Wat is het delict? Wáár kunnen we hem plaatsen? Bij 30 % van onze cliënten speelt verslaafdheid of een verstandelijke beperking een rol.”

Van die laatste heeft hij een voorbeeld paraat. "We hadden een man die auto’s poetste. Iemand die geweldig trots was op zijn werk. Hij kwam hier vanwege een geweldsdelict." Het verhaal begint vrij onschuldig, met een feestje in de tuin van zijn buren. Echt laat is het nog niet, maar meneer moet vroeg op. Auto’s poetsen. Hij gaat vragen of het wat zachter mag, maar dat wordt zo vroeg op de avond weggelachen. Hij belt de politie. Tja. Langskomen? Ze kunnen niets beloven. Vijf minuten later hangt hij weer aan de lijn. Morgen moet hij auto’s poetsen! Het advies van de telefoniste is: probeert u het zelf op te lossen, meneer. En dat doet hij. De verstandelijk beperkte man pakt een baksteen en gooit deze over de heg. "En toen was het stil", zet Nico een punt.

"Het is ook de kunst", vult een andere medewerkster aan, "om een verslaafde waarvan het dag- en nachtritme omgedraaid is, weer in beweging te krijgen. Maar echt veel smaakjes hebben we niet. Het is en blijft een straf."

Aruba 
Nico moet nog even dit verhaal kwijt. Het haakt er mooi op in, een straf. "Voor een Antilliaanse jongen had ik een plek gevonden. Ik vertelde hem dat hij naar Aruba kon." De reactie van de jongen was er eentje om door een ringetje te halen. Wapperen met de handen. Enthousiast. "Nee! Nee!" riep hij. "Dat meen je niet! Oh, als ik dit aan mijn moeder vertel." Diezelfde handen gingen voor de mond. "Nee! Nee!" klonk het nogmaals. Nico liet ’m rustig uitrazen. "Je gaat bíj Aruba werken, niet óp Aruba", was de koude douche.

Na een week krijg ík een belletje. Volgende week begint mijn werkstraf.

In verband met de privacy zijn enkele namen gefingeerd.


Twee uur niet werken? Een dag de cel in

In 2018 kregen 30.432 mensen een taakstraf. In totaal ging het om 1.855.422 uren. 86 procent van de cliënten maakt zijn/haar werkstraf af. Voor de overige 14 procent geldt dat zij een gevangenisstraf riskeren. Voor iedere twee uur dat er niet gewerkt is, staat één dag gevangenisstraf.

Werkgestraften gaan aan de slag in groepsprojecten of externe projecten. Bij groepsprojecten voer je samen met anderen je werkstraf uit. Dit gebeurt onder toezicht van een werkmeester. Vaak gaat het om buiten werken in het groen of binnen in een werkplaats. Bij externe projecten valt te denken aan sporthallen, crematoria, bewaakte fietsenstallingen, musea en verzorgingstehuizen. In dat geval voer je de werkstraf bij een organisatie, vereniging of instelling uit.

Geplaatst op 16 juli 2019