Geen nieuwe slachtoffers. Daar draait het om bij COSA, een methode voor re-integratie van zedendaders in de samenleving, waarbij een cirkel van 3 tot 5 getrainde vrijwilligers samen met professionals een netwerk vormt rond een zedendader. Soms echter komt een zedendader niet in aanmerking voor een COSA-cirkel, terwijl hij wel gebaat kan zijn bij ondersteuning van een vrijwilliger. Daarvoor is in 2018 één op één begeleiding in het leven geroepen: één vrijwilliger ondersteunt een zedendader bij re-integratie in de maatschappij. Maaike is zo’n vrijwilliger en zij begeleidt zedendader Gerard. Ivet is een COSA-cirkelcoördinator bij de reclassering en coacht Maaike waar nodig. In dit driegesprek vertellen zij meer over hun ervaringen.

Hoe kwam jullie contact tot stand?
Gerard: ‘Vanuit mijn therapie werd geadviseerd om voorlopig gebruik te blijven maken van begeleiding. De toezichthouder van de reclassering wist van deze één op één begeleiding en bracht me in contact met Ivet. We bespraken mijn behoefte aan ondersteuning en mijn motivatie. Daarna ontmoette ik Maaike.’

Wat is jouw motief, Maaike?
Maaike: ‘Ik was eerst vrijwilliger bij COSA, maar deze een-op-een aanpak trekt me meer. Mijn eerste drijfveer is het voorkomen van nieuwe slachtoffers. Dat ik in mijn werk te maken heb met kinderen, motiveert me extra. Ik moest wel over een flinke drempel stappen om dit te kunnen doen. Nu kijk ik vooral naar de persoon tegenover me. Die verdient een nieuwe kans en kan daarbij een steuntje in de rug gebruiken.’

Hoe zorg je voor een goede match tussen hulpvrager en vrijwilliger?
Ivet: ‘Ik kijkt eerst naar praktische zaken als reisafstand en beschikbaarheid. Daarna kijk ik naar de ondersteuningsbehoefte van de hulpvrager. Voor de één is dat een luisterend oor. De ander wil graag ondersteuning bij het vergroten van zijn sociaal netwerk en wil activiteiten buiten de deur ondernemen, maar vindt het lastig om dit zelfstandig te doen. Gerard heeft behoefte aan een kritische gesprekspartner. Die vonden we in Maaike.’

Gerard: ‘Praten is heel belangrijk voor me geworden. Ik was een binnenvetter. Ik heb nooit geleerd om kritisch naar mezelf te kijken en me te uiten. Tijdens de therapie werd me duidelijk hoe belangrijk dat is. Maaike helpt me daar nu bij. Ze kan goed luisteren en stelt kritische vragen.’

Maaike: ‘Ik ben van nature nieuwsgierig, dat scheelt. Ik wil begrijpen wat iemand beweegt.’

Is er een limiet voor de duur van de vrijwillige ondersteuning?
Ivet: ‘Nee, het is maatwerk. We evalueren regelmatig en gaan door zolang het zinvol en nodig is. De meerwaarde van vrijwilligersinzet bij de re-integratie van zedendaders staat voor mij als een paal boven water.'

Hoe ziet jouw leven er momenteel uit?
Gerard: ‘Ik woon hier nu drie jaar. In mijn oude woonplaats mag ik niet meer komen, maar die mis ik niet. Mijn leven is nu redelijk normaal. Net als vroeger werk ik in de bouw en heb het daar goed naar mijn zin. Mijn sociale netwerk is niet groot. Ik heb een paar vrienden gemaakt via het darten. Een andere darter kwam te weten wat ik heb gedaan. Ik besloot meteen open kaart te spelen. Ik ben op verschillende mensen afgestapt en heb mijn verhaal verteld. Natuurlijk was er de afschuw, maar ze zagen ook in dat ik aan mezelf werk. Dat is waarschijnlijk de reden dat niet iedereen me liet vallen.’

Wat is het verschil tussen Maaike en een professionele hulpverlener?
Gerard: ‘Bij een professionele hulpverlener ervaar ik meer afstand. Ik heb dan het gevoel dat ik mijn woorden zorgvuldig moet afwegen. Bij Maaike heb ik dat niet en is de sfeer ontspannen.’

Maaike: ‘We kunnen overal over praten, maar sommige onderwerpen komen vaker voorbij. Zoals wat Gerard meemaakt in de omgang met zijn kinderen en hoe hij hiermee om kan gaan. Ook praten we veel over zijn zoektocht naar een nieuwe relatie. Werken is een poos een thema geweest, maar dat gaat nu heel goed. Ik merk dat zijn zelfvertrouwen is gegroeid door zijn nieuwe baan. Ook hebben we ons samen gebogen over het invullen van de belastingformulieren.’

Gerard: ‘Het gaat over het geheel beter. Het vertrouwen van mijn ouders heeft een knauw gehad, maar het contact is verbeterd. In de loop van de tijd heb ik ook het contact met mijn kinderen weer op kunnen opbouwen. De gesprekken daarover met Maaike hebben mij geholpen. Daar ben ik erg blij om.’

Maaike: ‘Je wilde wel eens te snel gaan... Dan trapte ik een beetje op de rem.’

Gerard: ‘Je liet me inzien waarom de kinderen nog wat reserves hebben. Ik heb nog wel eens moeite om me in de gevoelens van anderen te verplaatsen. Daar probeer ik aan te werken.’

Maaike: ‘Na een poos toonde Gerard voor het eerst interesse in mij. Dat vond ik fijn. Sindsdien is er meer wederkerigheid.’

Wat voor reacties krijg jij zoal als je over het vrijwilligerswerk vertelt?
Maaike: ‘Niet veel mensen weten dat ik dit doe. Mijn kinderen natuurlijk wel, maar die stellen er geen vragen over. Ik denk dat ze het een lastig onderwerp vinden. Er is nu eenmaal weinig begrip voor dit type daders. Zelf verafschuw ik die daden natuurlijk ook, maar de kans op herhaling wordt niet kleiner door deze mensen uit te kotsen. Maar… [kijkt naar Gerard] zou je opnieuw in de fout gaan, dan laat ik je keihard vallen, dat weet je. Zijn vriendin zou hem trouwens aan het spit draaien…’

Gerard: ‘Ik realiseer me heel goed wat er allemaal op het spel staat. Ik heb geen stok achter de deur, maar een boomstam!’

Wat brengt het jou, Maaike?
Maaike: ‘Het is fijn dat Gerard iets heeft aan onze gesprekken. Dat het bijdraagt aan het voorkomen van herhaling geeft me voldoening. Het is ook leerzaam en interessant. Om praktische redenen kan ik niet deelnemen aan de intervisiebijeenkomsten, maar ik spreek Ivet regelmatig en dat houdt me scherp.’

Ivet: ‘De kracht van het project, dat zijn de vrijwilligers, hun achtergronden en kwaliteiten. Ze zetten zich belangeloos in voor een doelgroep met wie de samenleving moeite heeft. Het is mooi te zien dat het zowel de hulpvrager als de vrijwilliger op de een of andere manier verrijkt. Het project slaat goed aan en wordt bekender. Dat brengt met zich mee dat er meer vrijwilligers nodig zijn.’

Gerard: 'De maatschappij heeft weinig op met zedendaders. Hoe moeilijk misschien ook te begrijpen, maar ook wij hebben een verhaal. Dit gedrag komt niet uit de lucht vallen. Daarmee praat ik niets goed. Ik heb de afgelopen jaren veel geleerd. Ik weet nu hoe ik er vandaan kan blijven. Het is fijn om daar met Maaike over te kunnen praten. Ik ben nog steeds blij met mijn reclasseringsmaatje!'

Geschreven door Ruud Leffers.

Meer weten over COSA of hoe je vrijwilliger kunt worden? Check dan deze pagina met alle informatie.

Sociaal isolement en eenzaamheid vergroten de kans op recidive. COSA-vrijwilligers perken dat risico in door contact te onderhouden met de veroordeelde zedendelinquent. Zij bieden ondersteuning, een luisterend oor, ondernemen sociale activiteiten en hebben aandacht voor het opbouwen van een sociaal netwerk. Daarnaast zijn de vrijwilligers getraind in het signaleren van risicovol gedrag.

De selectiecriteria voor deelname zijn dusdanig specifiek dat niet elke zedendader in aanmerking komt voor een COSA-cirkel, terwijl deze wel baat kan hebben bij ondersteuning van een vrijwilliger. Door het aanbieden van afgeleide varianten van deze methodiek en het inzetten van een getrainde COSA-vrijwilliger kan er meer maatwerk geboden worden.

Sinds 2018 bestaat daarom het project één op één begeleiding, waarbij een individueel getrainde COSA-vrijwilliger ingezet wordt als een maatje voor een zedendader. Het contact is gericht op ondersteuning bij de verdere re-integratie in de maatschappij, waarbij de vrijwilliger vanuit zijn/haar rol een aanvulling kan zijn op de betrokken professionals. Gedurende het traject wordt de vrijwilliger gecoacht en begeleid door de coördinator.