Vijf jaar geleden maakte adviseur en toezichthouder Kevin de overstap naar de reclassering. Zijn wereldje als woonbegeleider voor mensen met autisme en/of doofheid was te klein geworden, maar hij was wel gewend geraakt aan cliënten die vrijwillig bij hem kwamen. Zou dat verplichte wel bij hem passen? Inmiddels kan Kevin daar volmondig ja op zeggen, al houdt hij er wel een eigen werkwijze op na. “Als het nodig is, geef ik een eigen draai aan het vonnis.”

Wat hij mooi vond aan de functie als woonbegeleider die hij 11 jaar bekleedde, was het intensieve en langdurige contact dat hij had met zijn cliënten. Maar dat hij buiten de instelling om niemand sprak, benauwde hem op den duur. Bij de reclassering vindt hij beide: “Als toezichthouder leer je iemand echt kennen, én je hebt een heel diverse caseload. Daarnaast zijn er tal van partijen met wie je schakelt bij de uitvoering van een vonnis, dus je komt op veel plekken en ontmoet veel mensen. En bij de reclassering krijg je de vrijheid om zelf invulling te geven aan hoe je een zaak aanpakt. Die vrijheid om te doen wat nodig is, binnen vastgestelde kaders en in overleg met betrokkenen, vind ik heel belangrijk.”

Een voorbeeld van ‘doen wat nodig is’

Een mooi voorbeeld van Kevins werkwijze betrof een cliënt die al vele malen was veroordeeld voor kleine vergrijpen en nu met een zogenaamde ISD-maatregel de gevangenis inging. Daar werd hij door niemand bezocht behalve door zijn ouders, maar in de bijzondere voorwaarden daarna stond juist een contactverbod  met die ouders. Kevin: “Daar ben ik toen mee bezig gegaan, om dat contactverbod op de één of andere manier op te heffen. In samenwerking met het OM wordt nu het contact met zijn ouders gedoogd. Anders had hij echt helemaal niemand gehad.”

Ook blijkt deze cliënt na detentie niet bereid te zijn onder toezicht van de reclassering te komen. Dan zat hij liever langer in de gevangenis. Kevin: “Dat was niet wenselijk, dus in overleg met de officier en allerlei netwerkpartners heb ik zijn meldplicht dusdanig vormgegeven dat we hem niet spraken, maar hem wel via via in de gaten hielden. Dus de officier, de gemeente, zijn woonbegeleiders en de ambulante zorg, allemaal gaven ze regulier een update van hoe de jongen het deed, en uiteindelijk heb ik hem zo 1.5 jaar in de gaten kunnen houden zonder hem ooit te spreken. Dat was voor mij wel echt wat ze noemen outreachend werken.”

Je ziet meer mensen met psychiatrische problemen

Er zijn wel meer aspecten in Kevins werkwijze die misschien wat minder regulier zijn. Zo heeft hij niets met de brieven die we naar cliënten sturen maar gaat hij liever voor persoonlijk contact. “Als er een telefoonnummer in een  dossier staat, zal ik de cliënt geen brief sturen maar bellen. Dan kan ik alvast wat uitleg geven over het vonnis, de cliënt persoonlijk uitnodigen voor het eerste gesprek en hij heeft dan alvast een stem bij het instituut reclassering. Volgens mij sta je dan al met 1-0 voor.”

Veel om feedback vragen

Ook hecht hij grote waarde aan nazorg. “Ik zal mijn cliënten drie, vier maanden na het laatste gesprek altijd even contacteren, vragen hoe het gaat. Mocht ik merken dat er iets niet goed zit, dan nodig ik diegene uit op kantoor en kan ik eventueel een belletje hier en daar plegen. Dat is nog nooit nodig geweest, maar ik vind het gewoon belangrijk even te monitoren hoe het is.”

Feedback aan zijn cliënten vraagt Kevin nog net niet, maar aan zijn collega’s en zelfs netwerkpartners doet hij dat heel regelmatig. “Ik vind het leuk om feedback te ontvangen. Niet alleen van collega’s, maar ook van de wijkagent, de officier, behandelaren en begeleiders. Het is een stukje netwerkopbouw, het wereldje is immers maar klein, en met elkaar moet je het regelen. Dan is het toch fijn als je weet wat mensen van je vinden, van je werkwijze en je houding? Het geeft mij de mogelijkheid om te leren, en dat vind ik essentieel om mijn werk leuk te blijven vinden.”

Een veranderde caseload

Ook al loopt Kevin pas vijf jaar mee bij de reclassering, hij ziet wel een duidelijke verandering in zijn caseload. “Je ziet meer mensen met psychiatrische problemen. En omdat er dan al snel veel bij je toezicht komt kijken, is een caseload van 25 cliënten af en toe best pittig. Cliënten vragen op een andere manier aandacht dan voorheen, en wat er om hen heen gebeurt speelt vaker een grote rol.” Toch lijkt het effect van corona op zijn cliënten mee te vallen. Kevin: “Juist doordat gesprekken ook via videobellen kunnen zie ik minder afmeldingen dan voorheen. De drempel is lager en mensen vinden het fijn dat ze vanuit de veiligheid van hun eigen huis een gesprek kunnen hebben.” Toch is dit voor Kevin niet een toekomstbestendige oplossing. “Liefst zou ik een combinatie zien van fysiek contact en videobellen. De gesprekken via het scherm zijn minder diepgaand, ik kan minder goed zien hoe iemand erbij zit. Daarvoor heb je echt je fysieke contact nodig. Hopelijk kan dat snel weer.”